Deze week waren de auteurs van het wielertijdschrift de Muur op bezoek op de boerderij om van Henk de fijne kneepjes van het fietsen te leren.
Onder leiding van Bert Wagendorp kwamen de schrijvers vanuit het hele land naar het oosten. Na afloop werd onder het genot van een goed glas wijn bij restaurant Pijnappel te Klarenbeek een goed diner genuttigd.
En natuurlijk vlogen de sterke verhalen over de tafel…
Hierbij de column die Jeroen Wielaert in de Stentor had geschreven.
IDYLLES
De Posbank lag er mooi bij, één en al ruig natuurschoon was het, onder een loden Hollandse lucht.
Ik vroeg me af waarom ik mijn idyllische beeld van de natuur in Nederland moest bij stellen, zoals het Ruimtelijk Planbureau het volk deze week in een rapport voor hield.
Ik reed midden ín die natuur, zo vlak onder de groeimetropool Apeldoorn.
Waren die ruimtelijke rapporteurs eigenlijk zelf wezen kijken?
Nergens was een flat, boerderij, of snelweg, laat staan Apeldoorn te bekennen.
Ik nam nog een teug zuivere lucht. Heerlijk.
Er zat maar één schaduwkant aan dit genot: ik moest het op de fiets doen.
En hard ook.
Hier stierf een persoonlijke idylle.
Het was een herfstige dag, twee dagen na het Planbureaurapport.
Ik was uitgenodigd voor een Clinic, een mooie groepsactiviteit voor alle collega’s van De Muur, het bloeiende periodiek over wielrennen.
De verschijning van een nieuw nummer was tot nu toe rijkelijk overgoten in randstedelijke etablissementen.
Deze keer was het idee om eens wat praktijk op te doen bij Henk Lubberding, master of clinics. Ik was wel eens voor een boek bij hem langs geweest, maar ik wist niet dat hij inmiddels één van zijn stallen had ingericht als vertrekhal naar de hel van de Posbank
.Fietsoefeningen om rode pilonnen op Henk’s erf, dát ging nog.
Ik was ongemeen behendig.‘Druk houden!’ hield Henk ons steeds voor.
Het ging om eenwording met de fiets en de juiste balans tussen remmen en trappen, afstoppen en direct doorgaan in de bocht.
Het leven zelf, met Henk Lubberding, de boerenzoon uit Voorst als zuivere voorganger voor een Nieuwe Weg.Afzien.
Dat was het, vooral op en om de Posbank.
Ik draai wekelijks mijn spinning uren op de sportschool, maar dit was iets anders.
De collega’s ontpopten zich als ware tempobeulen.
Het was alleen de zachte hand van Lubberding die mij in de adembenomen finale nog in hun slipstream hield.
Voorst was een hemel in de avondschemering.
Het besef drong maar weer eens door dat schrijven over wielrennen toch eenvoudiger is dan zelf doorbeulen.
Dat was goed in de week dat er op een conferentie op Reykjavik stemmen opgingen tegen de jacht op doping.
Ik vond dat een goed tegengeluid tegen de biopaspoorten en de controlehysterie.
De clinic van Henk had ik zelf clean gereden, maar bij een wijntje na afloop kwam het ervaringsbesef waarom sporters naar nieuwe middelen blijven zoeken.
Het ideaal van schone sport zal altijd stuiten op de harde werkelijkheid.
Het is een vorm van blindheid.
Net als die van nieuwe natuurplanners aan een ruimtelijk bureau die de schoonheid van de Posbank niet meer zien.